Richelieu's instructies

Kardinaal Richelieu





juli/augustus 1642

Kardinaal Richelieu, eerste minister van Lodewijk de Dertiende, was op terugweg van het front in Zuidwest-Frankrijk door zijn ziekte geblokkeerd in het stadje Arascon en regeerde vanaf zijn ziekbed door middel van zeer snelle bodes. Hij leed aan beendertuberculose, een ziekte waaraan hij een paar maanden later zou sterven. Hij liet zich echter niet deprimeren en was druk bezig zijn voogdij over de nu drie jaar oude Lodewijk de Veertiende voor te bereiden, want Lodewijk de Dertiende leed aan de ziekte van Crohn en was eveneens stervende.
Richelieu's geheime politie had zojuist de laatste samenzwering tegen de kardinaal ontmanteld en bereidde de ondervraging voor van de voornaamste verdachte, Henri Coëffier de Ruzé d'Effiat, marquis de Cinq-Mars. Deze jongeman was opgegroeid in het huishouden van Richelieu en door deze naar het hof gezonden om de favoriet van Lodewijk de Dertiende en belangrijkste spion van Richelieu te worden. Veel kroniekschrijvers uit de tijd zijn er zeker van dat de koning van de samenzwering op de hoogte was en, al dan niet helderogig, instemde met het doel ervan, de kardinaal uit de weg te ruimen.

aan NOYERS
Tarascon, 2 juli 1642

Het plan van de koning voor Du Plessis Praslin is heel redelijk, hij verdient het luitenant-generaal te worden. Maar kardinaal Mazarin zegt dat hij vreest dat deze rang groot persoonlijk leed zal doen aan markies de Ville, die tijdens zijn Parijse reis dezelfde functie opeiste. En hij gelooft dat, zoals De la Motte en Turenne deze verkregen hebben buiten Italië, na er het commando te hebben gehad, dit ook zou moeten gelden voor Du Plessis Praslin. Mazarin schat in dat Longueville, als hij daarvandaan komt, zonder problemen Du Plessis Praslin als luitenant-generaal kan aanstellen. Maar dat nu te doen, zou risico met zich meenemen sommige gemoederen te verontrusten. En hij gelooft dat een bericht aan het gehele leger, dat Longueville de bevelhebber wordt, iedereen bij elkaar houdt tot aan zijn aankomst. Hij voegt eraan toe dat op dit ogenblik iedereen zich graag onder Turenne zou schikken, maar ik geloof niet dat Turenne in deze contreien zou willen dienen na wat er met zijn broer is gebeurd.

Wanneer Chasé komt zal ik hem wat memo's aanreiken.

Mijn arm gedraagt zich goddank beter, zeggen de dokters en chirurgen. Ik heb zojuist uw brief ontvangen van de koerier van de Eerste President, die me in welgekozen en treffende bewoordingen uiteenzet in welke staat Frankrijk zou verkeren wanneer die ellendeling in zijn opzet was geslaagd.

Ik vind het niet zo vreemd meer dat hij me naar het leven stond, nu hij, als een onnatuurlijk monster, een eind wou maken aan dat van de koning, zoals u zegt dat Zijne Majesteit het u zelf gezegd heeft. Ik stuur [bodes] om nieuws over de koning en u hebt me blij gemaakt me te laten weten dat het beter met hem gaat. Ik wens zijn gezondheid duizend maal meer dan mijn leven.

aan NOYERS
Tarascon, 4 juli 1642

Ik stuur om nieuws over Zijne Majesteit, waarvan ik niet twijfel dat het goed nieuws is.
Het is naar mijn mening tijd om te beginnen de arrestanten te ondervragen. Maar we hebben commissarissen nodig.
Sinds twee dagen zwerft de zoon van Chavagnac hier rond met 30 ruiters; we zullen proberen hem in een val te laten lopen als hij doorgaat de held uit te hangen.
Ik zal de Graaf d'Alais verzoeken zelf naar de kust te gaan.

aan NOYERS en CHAVIGNY
Tarascon, 4 juli 1642

De meest duistere raadsels beginnen op te klaren, het Publiek Gevaar erkent, op de plaats waar hij zich nu bevindt, dat hij slechte plannen had tegen de persoon van de heer Amadeau [schuilnaam voor Richelieu], maar dat hij er geen had die de koning hem niet had toegestaan. Het probleem is dat de vrijheid die hij tot nu toe had om tweemaal per dag te mogen wandelen, ertoe heeft geleid dat dit verhaal zich flink begint te verspreiden in de omgeving hier, wat een hoop nadelige gevolgen kan hebben. U zult veel moeite moeten doen om Amadeau's geest weer tot rust te brengen die, in de wetenschap dat de Eik [schuilnaam voor Lodewijk XIII] ermee instemde, altijd angst zal houden op de plaatsen waar wat ze wilden doen uitgevoerd had kunnen worden, als degene die voor de uitvoering waren aangewezen daar aanwezig waren geweest.
Céton heeft Le Grand steeds tweemaal per dag laten wandelen en drie dagen geleden deed hij dat nog. Ik denk dat de eerste orders die de heer de Noyers zegt gestuurd te hebben, verloren zijn gegaan.
Bouillon heeft niet meer gevraagd dan een arts en twee knechten. Het Publiek Gevaar heeft zes personen, die naar mijn mening moeten worden teruggesnoeid. Zo niet dan is het onvermijdelijk dat hij rondbazuint wat hij wil - en dat is een vorstelijke hoeveelheid.
Snij het onderwerp tactvol aan, zonder mij er op enigerlei wijze bij te betrekken.
Als ik hier een goede commissaris had zou ik het Gevaar laten ondervragen, ik zie dat het tijd wordt. Ik wacht op Chasé, die we zullen uitproberen op Thou. De heer de Lavuson zal onmisbaar zijn.
Spreek hier uit eigen naam over met de koning, dat hij u order geeft mij op te dragen hem te laten ondervragen, hetzij door Chasé, hetzij door iemand anders.
Als Chasé capabel is, kan, om de zaak er echter te doen uitzien, de eerste president van Grenoble worden toegevoegd. Die is te vertrouwen. Ik zeg dit omdat deze mensen nodig zijn. Het is zeker - onder ons drieën gezegd - dat het Gevaar een hoop dingen zal zeggen die moeten worden verzwegen. En de koning moet de eerste president erbij halen, want de administratie vereist misschien dat het parlement dit proces voert. Bouillon kan er makkelijk heen geleid worden.
Ik zie steeds meer in dat het Gods genade was die me deze ziekte gestuurd heeft. Ik zeg niet meer, u begrijpt de rest wel. [*Hier is duidelijk op welke vertrouwelijke voet R stond met N en C, ze helpen hem zo goed als expliciet met stoken]. Laat Chasé snel over de Rhône komen, want de tijd dringt en het is noodzakelijk dat ik hier ben om hem te helpen bij de ondervragingen die ik hem in geheel verteerde vorm zal overhandigen.
Ik geef geen antwoord op wat u me vraagt betreffende het gedrag van Monsieur buiten het koninkrijk, want u hebt mijn gedachten over dit onderwerp gezien in mijn laatste berichten. Het is heel goed dat de heer Chavigny aan de koning zei dat Le Grand zei dat Fontrailles iets grappigs zei over zijn ziektes, te weten: hij is nog niet ziek genoeg. Dit toont aan dat het Gevaar en zijn vertrouwelingen slechte bedoelingen jegens zijne majesteit hebben.

aan NOYERS
Tarascon, 5 juli 1642

Denk er alstublieft aan de brieven te bewaken die de dames de Bouillon, de oude en de jonge, aan Bouillon schrijven. Hieruit blijkt dat de oude heel verbaasd was over de komst van haar schoondochter. En de jonge schrijft aan haar echtgenoot dat iedereen in Sedan er verbaasd over is en niet kan geloven dat er niets achter zit. Deze brieven kunnen dienen bij het proces van Bouillon en die andere heren. Ik verzoek u Chasé zonder uitstel te laten vertrekken, want de tijd dringt en uitstel is in ons nadeel.
Ik verzoek Desdiguieres steeds bij de koning te blijven tot hij [Chasé] in Lyon is; als hij me daarna wil komen opzoeken, kan hij dat doen.
De graaf van Alais is vandaag vertrokken om de hele kust onder zijn bestuur te bezoeken en de milities en adel voor te bereiden. Alles wat van onze inspanninkjes afhangt zal met de nodige snelheid gebeuren.
Vautorte is eergisteren vertrokken.
Als Chasé wil kan hij in één dag hier zijn over de Rhône. Als de koning me ook de eerste president van Grenoble wil sturen, kan de Rhône hem gemakkelijk aanvoeren.
Als hij hier is en ik van oordeel ben dat hij niet van pas komt, maak ik me er wel met een of andere excuus van af.

aan CHAVIGNY of NOYERS
Tarascon, 5 juli 1642

De zaak van de samenzweerders dikwijls overdenkend en nog eens overdenkend heb ik tot mezelf gezegd dat het onmogelijk is dat er geen onder henzelf opgemaakt akkoord bestaat. Dit moet aan Monsieur gevraagd moet worden, naast de algemene overeenkomst met Spanje. Als we deze twee stukken hebben, kan het proces tegen de arrestanten zonder problemen worden gevoerd.
Tegenover La Rivière moeten we er als noodzakelijk van uitgaan dat het akkoord een ontwijfelbare zaak is. Aangezien u het absoluut noodzakelijk vindt een akte of paspoort te geven aan Monsieur om het koninkrijk uit te kunnen gaan, stuur ik er een, dat ik heb opgemaakt in substantiële bewoordingen waaraan het zaak is aandacht te schenken, om verscheidene redenen die u goed zult weten te beoordelen.

aan CHAVIGNY
Tarascon, 5 juli 1642

Alle orders die u aan Céton hebt gestuurd betreffende de wandelingen van Le Grand, zijn ontvangen en uitgevoerd volgens instructies. Genoemde Le Grand heeft nu evenveel mensen als de prins er had. Ik geloof dat hij twee kamerdienaars, een kok en een sommelier nodig heeft, maar dat hem twee kokshulpen moeten worden afgenomen, twee hulpen aan de sommelier en ook de schoenmaker en de bakker. De heer Céton is van deze mening, zoals hij aan Dhr de la Vrillière heeft laten weten. [* blz... 85: M. de la Vrillière, staatssecretaris die op dat moment in Tarascon was - ontving orders van Richelieu ].
Noem mij alstulieft nooit als opdrachtgever.

Chavigny aan Noyers
Wenen, 6 juli, zes uur 's avonds, 1642.

Wij prijzen de Heer uit heel ons hart dat Le Grand is gaan praten. Het geeft ons hoop dat, verachtelijk als hij is geweest om slechte plannen te smeden, God zal geven dat hij alles zelf onthult.
De koning vindt het goed dat zijn personeel wordt ingeperkt en hem er niet meer worden gelaten dan Monseigneur nuttig acht. Zijne Majesteit vindt het ook hoognodig dat begonnen wordt de arrestanten te ondervragen en is nog steeds akkoord dat hiervoor de eerste president van Grenoble en Lauzon wordt ingezet. De eerste moet nu bij Uwe Eminentie te zijn. Ook de heer de Chasé moet er zijn, want hij is drie dagen geleden vertrokken.
De order om Le Grand in te sluiten is aan de heer de Céton overgebracht door dhr de Choupes, op dezelfde dag dat de koning dit beval; voor het geval dat hij vergeten heeft het af te geven, stuur ik een duplicaat.
We hebben met de koning over al het bovenstaande gesproken alsof het onze eigen zaken betrof, zonder de naam van Monseigneur erin te mengen. Zijne Majesteit is zo ontstemd over het Publiek Gevaar, dat het moeilijker zou zijn hem tot zachtheid dan tot straffe maatregelen te brengen. Wij willen Monseigneur zeer nederig vragen gerust te zijn en aan te nemen dat het de koning meer dan ooit in beslag neemt en dat met hem aan onze zijde al het nodige gedaan zal worden. Wij hadden nooit verwacht gedwongen te zijn ons voor de lange en akelige ziekte van Monseigneur te moeten troosten met de argumenten die hij ons geeft voor onze overwegingen, met het genoegen dat hij erin schept ons te schrijven. God dient voor alle zaken geprezen te worden en wij moeten waarborgen dat hij niet aan een zo grote taak begonnen is om deze onafgemaakt te laten.
De koning schat dat als Monseigneur tot het oordeel komt dat Le Grand uit Montpellier moet vertrekken om elders geplaatst te worden, hij hem moet laten begeleiden door vijfhonderd ruiters, waaronder hij het regiment van Enghien noemt. Hij heeft ook gedacht aan dat van Maarschalk de la Meilleraye, maar hij is van gedachten veranderd vanwege De Ruvigny - dat alles uit eigen beweging. Wanneer Uwe Eminentie voor de begeleiding andere troepen wil inzetten, kunt u er zeker van zijn dat Zijne Majesteit daar niets op tegen zal hebben.
Toen we over de zoon van Chavagnac te spreken kwamen, zei hij meteen dat die opgepakt moest worden en dat Zijne Eminentie de cavalerie mag gebruiken die u daar heeft. Zijne Majesteit vindt het ook goed als u Sioujac arresteert waar hij zich ook bevindt.
De gezondheid van de koning gaat niet zo goed als wij ons zouden wensen, vandaag was hij erg zwak en hij heeft een hoeveelheid gal en andere slechte stoffen geloosd die hem pijn deden toen ze omhoogkwamen. Bouvard wil hem purgeren in Lyon, waar Zijne Majesteit morgen aankomt en dinsdag en woensdag zal blijven om de terugkomst van La Rivière af te wachten, over wie we nog geen nieuws hebben.
Zijne Majesteit getuigt steeds hartstochtelijk de genezing van Monseigneur te wensen en hem in zijn buurt te willen zien. Zijn echte getrouwen leggen elke dag, uit het diepst van hun hart, geloftes af voor dat doel en zouden graag hun leven geven voor dat van hun meester.

Aan CHAVIGNY en NOYERS
Tarascon, 7 juli 1642

Ik wacht geduldig het succes af van verzoek om een bestuurspost, u bekend. Ik geloof niet dat deze zaak kan mislukken; er is het gunstige precedent van Lesdiguieres en Roussillon.
De heer de Thou heeft bij zijn eerste ondervraging de stijl van alle criminelen gevolgd; hij ontkent alles absoluut. Ik ben wat ongeduldig te weten wat Monsieur gaat doen en of hij een goede verklaring afgeeft. Dat hoop ik grotelijks, want als hij het algemene, in Spanje afgesloten verdrag produceert tezamen met het persoonlijk verbond tussen hem en Bouillon en Le Grand, zal het proces makkelijk uit te voeren zijn. Zonder deze stukken hebben we een heldere kennis van het misdrijf, maar zal het moeilijk zijn dit aan te tonen in een proces.
Chasé heeft Thou heel goed ondervraagd en is zeker niet onbekwaam; maar voor de algemene leiding in de zaak hebben we naar mijn mening de heer Lauzon nodig. Een commissaris die met deze zaak belast wordt, dient in staat te zijn voortdurend te filosoferen en te mijmeren over de middelen die hij moet toepassen om zijn doeleinden te bereiken.
Wanneer Bouillon in Pignerol is, geloof ik dat we hem moeten laten ondervragen door Le Tellier. Maar dit alles veronderstelt dat we eerst weten wat met Monsieur gedaan wordt. Als degenen die veel bijzonderheden van deze zaak kennen, erbij gehaald zouden willen worden, zou het niet zo moeilijk zijn; maar de redelijkheid gebiedt dat je je vrienden koestert en je naar hun smaak gebruik van ze maakt. Mettertijd zal de heer Schomberg hier nodig zijn; behalve dat hij wat details kent, ziet het ernaar uit dat als Le Grand - nu beter ingesloten dan hij eerder was - door een commissaris aan de tand gevoeld wordt, zijn humeur hem er misschien toe zal brengen te praten met Schomberg. Maar we moeten de inname van Perpignan afwachten, die naar inschatting van la Meilleraye binnenkort zal plaatsvinden, als de markies van Brezé zo gelukkig is geweest een grote zeeslag te winnen, in lijn met de verwachtingen gewekt door de eerste berichten die van zee komen.
Ik hoop dat de tijd de duidelijkheid brengt die wij vragen en die het koninklijk bestuur in deze zaak vereist.
Een kapitein van kolonel Monty gaat de heer Noyers opzoeken. Blijkens zijn verhaal wil De la Mothe dat dit regiment hier terugkeert. Dat kan zo zijn, maar ik ben niet van mening dat het dit jaar in Italië moet terugkeren; het is veel beter als hij die krijgstocht aan deze zijde van de bergen afmaakt, of in Guyenne of Bourgogne, waar het nabij Champagne is en kan dienen waar nodig.
De heer de Noyers zal de wil van de koning kennen en hem overeenkomstige orders geven. Genoemde kapitein zegt dat de markies van Leganez geen leger heeft, dat er niet meer dan vierduizend man betaalde infanterie zijn en Tortosa heel makkelijk in te nemen is.

Aan de KONING
Tarascon, 7 juli 1642

Ik heb van de heer Chavigny gehoord van de nieuwe ontdekking die het de koning behaagt heeft te doen, betreffende de slechte plannen die Le Grand in Lyon tegen mij beraamde en de verontwaardiging die deze bij Zijne Majesteit hebben gewekt. Ik moet hem wel getuigen van de weerslag die dit op mij heeft gehad. Ik geef toe dat het de heer Le Grand, jegens wie ik nooit twijfels heb gekoesterd, wel erg makkelijk was zijn plannen uit te voeren, omdat ik niet geloofde dat hij zo slecht was om zich te willen bezoedelen met het bloed van een kardinaal die al 25 jaar met de zegen van de Heer zo gelukkig was zijn meester te mogen dienen en altijd klaar staat om duizend levens, als hij die had, in te zetten voor diens welzijn.
Hoe erger de slechtheid van deze ongelukkige, hoe groter de goedheid van Uwe Majesteit lijkt te zijn. De rede wil dat koningen hun dienaars beschermen, maar het is vanuit de goedheid van uw aard dat u mij met zoveel warmte hebt beschermd in alle situaties die zich voordeden. Wat ik ook zeg over dit onderwerp, de naweeën ervan worden er des te erger om. Uit alle daden van mijn leven blijkt dat ik alleen gezondheid wens om Zijne Majesteit en de hele wereld te getuigen dat ik er niet voor mezelf wil zijn, ten einde er geheel voor Zijne Majesteit te zijn.

Aan CHAVIGNY of NOYERS
Tarascon, 7 juli 1643 [sic]

De samenzwering van Le Grand, Bouillon en Monsieur overdenkend, kom ik steeds meer tot de conclusie dat een eerlijke en volledige verklaring van Monsieur noodzakelijk is. Daarom schrijf ik dit briefje, om jullie te zeggen dat als we die kunnen krijgen door Monsieur wat voordeliger voorwaarden toe te staan dan die zijn voorgesteld, ik geloof dat we de gelegenheid niet moeten verliezen om over die verklaring te beschikken, waarbij we ook het in Spanje opgemaakte verdrag in handen krijgen, en van het in in Frankrijk gevormde genootschap.
Als er helemaal geen hoop is zo'n bewijs van de samenzwering te krijgen, moeten de eerste plannen stipt worden nageleefd; maar als we het kunnen krijgen, dan kunnen en moeten meer geld en een paar andere voorwaarden die de koning niet schadelijk oordeelt worden toegestaan.
Dit alles wordt overgelaten aan de wijsheid van de koning en van hen die de eer hebben hem bij te staan.

MEMO AAN CHAVIGNY,
WANNEER DEZE TERUGKEERT VAN EEN BEZOEK AAN DE KONING.
Tarascon, 13 juli 1642

Van een misdaad weten is één ding, hem voor de rechter te bewijzen een andere. De koning weet dat over het misdrijf van Le Grand en Bouillon niet meer duidelijkheid kan worden verkregen dan er nu is. Als de misdaad van Bouillon en Cinq Mars voor de rechter bewezen kan worden zonder tussenkomst van Monsieur, geloof ik dat we hem naar Venetië moeten laten gaan. Maar als zijn tussenkomst noodzakelijk is, kan de koning hem laten weten dat, mits hij alles doet wat nodig is om de schurken te straffen - die hem te gronde wilden richten en daarmee ook de staat - hij hem als enige toestaat in dit koninkrijk te blijven op de voorwaarden die hij zal voorschrijven. Wat is wat hij vraagt. Ondertussen, voordat hem ook maar iets wordt toegestaan, moeten hij en een paar van de zijnen op een voor criminelen zo nobel mogelijke wijze met elkaar worden geconfronteerd, op een manier dat het bewijs van hun misdrijf compleet is. En dit dient onmiddellijk te gebeuren. Monsieur hoeft deze confrontatie niet te vrezen, omdat, als hij deze in het openbaar uitvoert, zoals het hoort, deze zal doorgaan voor een daad van grootmoedigheid van een prins, die tracht mensen die het even moeilijk hebben als hij te willen [sic] redden.
Bijvoorbeeld, als ze Le Grand naar de plek leiden waar de persoon van Monsieur is, moet Monsieur hem zeggen: Meneer le Grand, ook al zijn we van verschillende stand, we zitten in hetzelfde schuitje, we moeten allen onze toevlucht nemen tot hetzelfde redmiddel. Ik heb onze fout toegegeven en smeek de koning me te vergeven, nu moet u hetzelfde doen. Of Le Grand kiest dezelfde weg en gaat akkoord met wat Monsieur gezegd heeft, of hij wil de onschuldige uithangen, in welk geval Monsieur hem zegt: U hebt me daar en daar gesproken, u hebt mij dit en dat gezegd; u bent me met Bouillon in Saint-Germain komen opzoeken in mijn stallen, hij en ik, die en die, we sloten er een verbond om samen met de koning van Spanje oorlog tegen de koning te voeren, we besloten dat Fontrailles zou gaan, wat er later zou worden gedaan. Vervolgens vertelt Monsieur de hele rest van het verhaal. Hij doet hetzelfde als Bouillon naar hem wordt geleid. Vervolgens horen we de graaf van Brion en anderen die bekend zijn met de misdaden en die hij wel wil vergeven. Monsieur moet ook iedereen aangeven die van de partij moesten zijn, zowel die van echte adel als van ambtsadel.
Hierna ziet Monsieur af van zijn bestuur van Auvergne, van zijn compagnieën infanterie en lichte cavalerie, zal herordening van zijn lijfgarde toestaan, verklaren dat hij nooit meer enig ambt, functie of bestuur in het koninkrijk zal aanvaarden op welk moment en bij welke gelegenheid dan ook. Zijne Majesteit kan hem toestaan als privépersoon in Blois te wonen, met een gevolg dat met hem zal worden overeengekomen, zonder ooit enig persoon om zich heen te hebben die onwelgevallig aan Zijne Majesteit is verklaard. Monsieur aanvaardt dat elke gunst die de koning hem heeft verleend hem zal worden afgenomen wanneer hij op enigerlei wijze ook maar de geringste van deze voorwaarden schendt.
Maar het is op dit moment helemaal niet nodig hem te informeren dat de koning al deze voorwaarden van hem eist; het is voldoende hem in 't algemeen te zeggen dat, als hij degenen die hem te gronde hebben willen richten overtuigd heeft [te bekennen], de koning hem zal toestaan in Frankrijk te blijven, op zekere voorwaarden die hij zal laten weten. Monsieur zal zich voorlopig met deze belofte tevreden moeten stellen. Wanneer de tijd komt om die uit te voeren zal hem een en ander worden uitgelegd. Na terdege te hebben gefilosofeerd over deze aangelegenheid, die misschien wel de belangrijkste van deze aard is die ooit in dit koninkrijk is voorgevallen, denk ik dat het tijd is voor de kanselier om naar Lyon te komen, om alle problemen te vermijden die zullen optreden als hij er niet is. Marillac was in Nantes bij de zaak Chalais, Chateauneuf in Toulouse bij de dood van Montmorency en Bellièvre in Parijs bij het proces Biron. Het gezag en de kennis die deze heren hebben over procesvoering is absoluut noodzakelijk. Om deze reden behaagt het de koning enkel compagnieën van zijn Franse en Zwitserse garde in Lyon achter te laten, alsmede honderd ruiters van zijn infanterie en lichte cavalerie. Dit is van essentieel belang omdat de arrestanten vaak van de ene plaats naar de andere moeten worden geleid, wat niet veilig gedaan kan worden wanneer er geen troepenmacht is die door Monsieur serieus wordt genomen en waarmee hij in de juiste richting kan worden gedreven wanneer hij zich niet aan zijn woord houdt.
Ook dienen de troepen van Maurevert, van Pompadour en de lichte cavaleristen van La Roque, thans in Bourgogne, aan te rukken.
Chavigny moet onderaan alle secties van het verdrag met Spanje laten zetten: Wij, Gaston enz., certificeren dat bovenstaande inhoud een getrouwe kopie is van het oorspronkelijke verdrag dat Fontrailles in Spanje met de graaf-hertog heeft afgesloten. Dat het bovenstaande een getrouwe kopie is van de verklaring dat Bouillon, Le Grand en ik Fontrailles volmacht hebben gegeven om de namen van genoemde heren Bouillon en Le Grand toe te voegen voor de graaf-hertog, nadat hij het verdrag met hem getekend heeft, in welk verdrag ze alleen zijn aangegeven als uit naam van enz. Chavigny dient tevens de brief in te nemen die Bouillon aan Monsieur heeft gestuurd om hem in Sedan te laten ontvangen. Tenslotte dient hij met La Rivière - en La Rivière met Monsieur - alles te doen wat in zijn macht ligt om een zo volledig mogelijk bewijs te leveren, want alleen daarvan hangt zijn verblijfsvergunning voor Frankrijk af.
Als Monsieur volhardt in Frankrijk te willen verblijven voordat hij met Le Grand geconfronteerd wordt, geloof ik dat de koning hem kan toestaan naar Trévoux te komen, aan de grens, waar we hem dezelfde dingen kunnen laten doen en een stuk gemakkelijker dan wanneer hij in Annecy zou blijven. En ingeval hij Zijne Majesteit niet de genoegdoening geeft die hij moet geven en die Zijne Majesteit kan verlangen, kan hij makkelijk het koninkrijk worden uitgeleid naar gelang de koninklijke beslissing.

aan de KONING
13 juli 1642

Ik heb voor de heer de Chavigny op schrift gesteld wat ik denk over de zaak van Monsieur. Het is van het hoogste belang een goed resultaat te verkrijgen.
Er is een grote samenspanning ontdekt van Le Grand's mensen om hem te redden. Pruges is gearresteerd en Sioujac en anderen.
Er wordt onderzocht wie hiervan wisten in het fort en wie de arrestant van schrijfwaar voorzagen Alles wat we hier kunnen doen om Zijne Majesteit te dienen, zal getrouwelijk worden gedaan. De tederheid die het de koning behaagt te betonen aan zijn trouwe schepsel en me belooft altijd te zullen hebben, geeft mij het leven terug en doet niet weinig deugd aan mijn gezondheid, die ik me alleen maar wens om Zijne Majesteit de tederste, vurigste en trouwste hartstocht te laten zien die ooit een schepsel voor zijn meester had.

AAN DE HERTOG VAN ORLéANS, ENIGE BROER VAN DE KONING
13 Juli

Monseigneur,

Met zeer grote blijdschap heb ik in de brief die het u heeft behaagd mij te schrijven, zowel als van de heren Chavigny en la Rivière, vernomen dat Uwe Hoogheid de ware, noodzakelijke weg ingeslagen heeft om u aan het ongeluk en de misdaad te onttrekken waarin de vijanden van de staat en van de koning u hebben gestort. Ik twijfel er niet aan dat als u zo doorgaat, dit zijn effect zal hebben op de goedheid van Zijne Majesteit. - Ik ben geneigd u voor dit doel bij te staan, onder de voorwaarden die ik verplicht ben aan de koning en aan de staat, en ik doe dit zo graag dat ik zonder moeite de plannen vergeet die tegen mij gesmeed zijn. Een en ander mits hierbij het algemeen belang niet in gevaar wordt gebracht.
U zult mij altijd aan mijn daden kennen, Monseigneur en dat ik werkelijk,
Monseigneur,
van Uwe Hoogheid
de zeer nederige en gehoorzame dienaar ben.

Aan NOYERS en aan CHAVIGNY
Tarascon, 15 juli 1642

Als het toeval niet had gewild dat mijn ziekte me aan deze plaats had gebonden, zou je met recht kunnen zeggen dat Le Grand niet in Montpellier zou zijn en zich zou hebben gered. Onze arrestanten hebben tenslotte een volledige verklaring afgelegd. Hij heeft zoveel brieven geschreven en ontvangen als hij wou. De schoenmaker, bleker en bakker die hij in de stad had bezorgden zijn brieven en zijn mensen in het fort ontvingen brieven en bezorgden die aan hem. Zijn trawanten die buiten aan de touwtjes trokken zijn Sioujac en Prugues. Prugues is gearresteerd. We hebben Sioujac bijna te pakken. Hij heeft zich al geruime tijd teruggetrokken in Sommière met een luitenant van het garderegiment, die zo aan Le Grand gehecht is dat hij met zijn mensen naar middelen zoekt om hem te redden.
Het plan van Le Grand zou zijn om 's nachts uit zijn kamer te ontsnappen met hulp van de wachten die hij heeft omgekocht, waarvan de arrestanten dachten dat er veel meer waren dan het geval was.
Degenen die volgens hun verklaring bekend zijn met deze affaire is er een die Rodes heet, de andere Carpentier; dezen worden vandaag gearresteerd. Het enige waarop Le Grand nog wachtte was om een paar soldaten van de citadel te laten omkopen door zijn mensen om hem te helpen in de gracht die over de hele lengte langs het fort loopt; Sioujac zou koeriers voor hem hebben. Céton is over deze ontdekking ingelicht en is terdege gewaarschuwd zijn waakzaamheid te verdubbelen.
Hoewel hij uiterst betrouwbaar is, is hij niet erg wantrouwig en geloofde hij niet dat Le Grand brieven kon schrijven of ontvangen en koesterde geen enkele argwaan betreffende de wachten, hoewel wij vrezen dat verscheidenen onder hen zijn omgekocht door Le Grand die ze liet geloven dat hij en de zijnen wonderen gingen verrichten. Er is order gegeven aan Repaire om zijn garnizoen een maand lang met 50 man uit te breiden en zijn wachtposten te verdrievoudigen op plaatsen waar iemand in de gracht kan afdalen. Kortom het is absoluut noodzakelijk Le Grand zo snel mogelijk te verwijderen uit de plaats waar hij is.
De kwestie is dit zo te beveiligen dat hij zich niet over de weg in veiligheid kan stellen, wat heel moeilijk lijkt gezien de bedenkingen die jegens de bewakers bestaan, hun geringe aantal en de verscheidene overnachtingen die tussen hier en Lyon moeten worden gemaakt.
Evengoed is mijn slotsom te doen als volgt, zodra ik per omgaande koerier van de koning toestemming krijg. We verwijderen alle bewakers die door Céton beschuldigd zijn of die hij verdenkt, nu deze ontdekking hem zijn ogen wat meer geopend heeft. Ik zal Mance naar Céton sturen met 20 van mijn gardisten die hem in alles en overal zullen gehoorzamen en zijn tekort zullen aanvullen. Marsal gaat erheen met dertig musketiers die ik bidetten [werkpaarden] zal laten geven om de buitenkant van al zijn logementen te bewaken en wachten te plaatsen op alle plaatsen waar hij zijn logies kan uitkomen, zodat dit hem onmogelijk wordt gemaakt.
Paluau en Marestz zullen hem naar Lyon begeleiden met honderdtachtig volwaardige opzichters. Het gaat er nu om een waakzame, actieve en een beetje ruwe persoon te vinden voor de bewaking van deze meneer, die nu eens schreeuwt, raast en de dolleman uithangt, dan weer zachtgestemd is, naargelang zijn humeur wisselt.
Onze arrestanten houden vol dat Sioujac alle nieuwtjes van het hof ontvangt via hun handlangers. De koning kan beter dan wie dan ook identificeren wie dit is. Wanneer hij wordt gevonden, vereist de dienst dat er onmiddellijk orde wordt geschapen. Het is absoluut noodzakelijk aan alle kanten op dezelfde wijze te werk te gaan en het hof te zuiveren van dit publiek gevaar, dat staat en koning tegelijk te gronde wou richten. Ik voor mij heb me helemaal niet over deze ellendeling te beklagen, omdat ik me er grotelijks op beroem dat wie iets tegen de koning en de staat heeft, altijd begint met mijn ondergang te beramen. Dit is een zeker teken van mijn trouw en van hun geloof dat ik niet zonder nut ben voor de een en de ander.

Aan NOYERS en aan CHAVIGNY
Tarascon, 17 juli 1642

Drie dingen om dit bericht te schrijven. Het eerste is om u te zeggen dat het beter is Céton niet te vervangen, dan om op afstand over zijn vervanging te praten op een manier dat hij het te weten komt. In dit geval is het voldoende de gardes te wisselen. Tezamen met de strafmaatregelen tegen hen die omgekocht blijken te zijn, kan dit de zaken misschien binnen de gewenste grenzen houden. Het tweede, dat het zinvol is dat, na de introductie door Chavigny, de koning, zodra hij in Fontainebleau is, besluit een jonker naar Beaufort te sturen met een brief van de volgende strekking:
"Beste Neef, uit de instructie van het proces dat tegen Cinq Mars wordt gevoerd, is me gebleken dat de heer de Thou u is op komen zoeken met de opzet u mee te slepen in zijn boze plannen, wat u niet heeft willen doen. Bij deze wil ik u er wel op wijzen dat u een grote fout begaan hebt mij hier niet over in te lichten en dat ik, wegens de liefde die ik u toedraag, dit wil vergeten, mits u me eerlijk laat weten hoe een en ander is gebeurd. Om deze reden wens ik dat u, zodra u dit schrijven hebt ontvangen, mij op komt zoeken. Ik verzeker u dat, wanneer u me de waarheid zegt, u alle vreugde van uw reis zult hebben."
Als Beaufort komt, moeten we heel precies, zonder verzinsels, weten wat Thou hem gezegd heeft, uit wiens naam, zijn aandringen, de persoonlijke aansporingen om hem mee te krijgen. Nadat ze hem hebben laten zeggen wat hij weet, zal de koning hem opdragen het op te schrijven en te ondertekenen, zoals hij dat met La Rivière deed. Deze getuigenis zal een krachtige opening zijn om Thou en Le Grand etc. tot een bekentenis te brengen. Beaufort kan niet weigeren te leveren, want als hij in deze affaire niet optreedt als een man die de waarheid zegt, treedt hij erin op als beklaagde en misdadiger, omdat hij het niet gezegd heeft. Beaufort mag niet weten dat een confrontatie nodig is.
Het derde ding voor dit bericht is dat zeker is dat Le Grand met meerdere personen van het hof heeft gesproken, in zijn woedebuien, zijn onstuimigheid, zijn kwade opzet; het is dus onmogelijk dat er niemand is die van zijn misdaden weet. Daarom denk ik dat het nog steeds absoluut noodzakelijk is dat de koning besluit te gaan praten met die ogenschijnlijke vrienden van Le Grand, met de opening die Chavigny hier heeft gebruikt, als volgt, luidop, een aantal malen in het hele hof:

"Niemand mag zijn ogen sluiten voor de misdrijven van Le Grand; ze zijn niet alleen gericht tegen mijn dienaars, wat al voldoende voor mij zou zijn om ze voor altijd te laten verafschuwen en te straffen, maar ze zijn gericht tegen mijn persoon en mijn staat. Met het oog hierop beveel ik allen aan wie hij iets gezegd heeft dat kan leiden tot inzicht in zijn slechte plannen, om me dat te komen zeggen, of aan de heer de Chavigny of aan de heer de Noyers. En ik verklaar dat als gedurende het proces ontdekt wordt dat Le Grand gesproken heeft met iemand die het niet gezegd heeft nadat ik dat heb bevolen, dat ik die niet alleen zal verjagen, maar ook streng zal straffen."
Deze toespraak kan heel vruchtbaar zijn wanneer ze zien dat de koning met vuur spreekt.

Aan CHAVIGNY en NOYERS
Tarascon, 20 juli 1642

Ik heb de documenten ontvangen die u me gezonden hebt; tot op heden is de brief van Monsieur aan Mazarin onvindbaar.
Wanneer La Rivière terug is bij de koning, in Annecy, kunt u samen met de kanselier beoordelen of er voldoende bewijs is voor het proces. Ik geloof dat de kopie van de in Spanje gesloten en door Monsieur bevestigde verdragen niet weinig zullen bijdragen.
Als het geval Beaufort goed wordt afgehandeld, zal dat gewicht in de schaal leggen tegen Le Grand, voor wat betreft het deel waarvoor Thou hem heeft opgezocht. Het bevel dat de koning zal uitvaardigen aan allen in zijn hofhouding, op straffe van ongenade, kan wat goeds opleveren dat we nu nog niet weten.
Ik breng al het bovenstaande onder uw aandacht, omdat ik niet zou willen dat de kanselier uit Fontainebleau naar Lyon vertrekt zonder dat hij het bewijs voldoende acht voor hetgeen het recht en het welzijn van Frankrijk vereisen. Er mag niets worden vergeten in deze zaak, die te belangrijk is om niet alles op alles te zetten. Perpignan houdt ons een beetje in spanning, maar ik hoop dat alles goed zal gaan. Wanneer het troepenmachtje dat ik bij me heb er is om Le Grand te vergezellen, zal de heer Céton aanvoerder van het escorte zijn en het bevel voeren.
Ik stuur u geen van de gardeluitenanten waarover u schrijft, omdat ik niet zie dat Zijne Majesteit van plan is nog iets te veranderen. En ik zou het liefst Céton zolang mogelijk bij ons houden.

Aan CHAVIGNY en NOYERS, STAATSSECRETARISSEN
22 juli 1642

Ik bid God met heel mijn hart dat hij de ziel van de koningin eeuwige rust heeft gegeven. Ik ben verheugd in brieven te hebben gelezen dat ze veel berouw van haar fouten had en dat ze degenen die ze voor haar vijanden hield van harte heeft vergeven.
Ik heb niets toe te voegen aan de memo over dit onderwerp die ik Mercier heb toegezonden. Ik denk dat als we honderdduizend franc sturen, we haar urgente schulden in Keulen betalen, haar hofhouding kleden en haar lichaam met de nodige eer naar Dieppe vervoeren.
Naar mijn inschatting is Meaux net de juiste man om aan op te dragen haar lichaam te Dieppe in ontvangst te nemen en eervol en waardig naar Saint Denis te brengen.
Als het daar is kunnen we op ons gemak over de begrafenis nadenken. Die van wijlen de koning komt eerst. Wanneer we in Parijs zijn, ontvouwt ieder zijn ideeën en proberen we het beste ervan uit te kiezen; ik zal met genoegen de zorg voor deze werkzaamheden op me nemen. Ik heb haar testament geheel doorgelezen. Rioland schrijft dat hij twijfelt aan de geldigheid ervan. Ik denk dat meneer de Kanselier, die goed bekend is met deze materie, er ongeldigheden in zal aantreffen. Als dat zo is, geloof ik niet dat we het moeten executeren. Maar natuurlijk kan Zijne Majesteit uit vrijgevigheid en gulheid wat weldadigheid verrichten onder haar mensen die het hebben verdiend. Wat in het testament aan Fabrony's beslissing wordt overgelaten, komt wel heel weinig van pas. Ik ben er zeker van dat de schenkingen in dit testament, de beloften die de koningin aan jan en alleman nagelaten heeft - en dan hebben we het nog niet over haar schulden in Frankrijk - neerkomen op een bedrag van meer dan vijf- of zeshonderdduizend écu's. En het is de vraag of het juist is dat een persoon die, zoals de koningin, buiten het koninkrijk moest leven, dat wil zeggen als een crimineel, zulke schenkingen verricht.
Met de schulden die ze heeft, geloof ik dat de rechtmatigste en ook de kortste weg zou zijn om al haar meubels en juwelen te verkopen en dat de koning zich begunstigde maakt van alles wat er van waarde tussen zit.
Alle schulden van de koningin dienen onmiddellijk te worden geliquideerd, te beginnen bij d'Argouges. Rancé weet daar alles van. Degenen die naar Keulen gaan moeten de opdracht krijgen een exacte en degelijk verantwoorde staat op te stellen van alle schulden van de koningin en oplevering van de juwelen te vragen of, op zijn minst, deze in beveiligde bewaring te geven. Het is een heel goed idee om Mevrouw Fabrony naar Frankrijk laten komen om de diamant naar de koningin te brengen en dat die vervolgens in beslag wordt genomen wordt tot de problemen met haar echtgenoot zijn opgelost.
Ik geloof dat het zinvol is Monsieur kopie van het testament van de koningin te sturen en om deze reden heb ik de kamerdienaar laten passeren.
Ik zou van ganser harte willen dat de koning afgravingen kon uitvoeren in Luxembourg, maar het is onmogelijk, zowel vanwege de ruimte die je niet schept zonder de hele tuin en veel paden kwijt te raken, als omdat de fundamenten van het verblijf niet voor dit doel geschikt zijn. Bovendien zijn het allemaal renbanen, zodat ik bang ben dat de trillingen de bouwwerken zullen ondermijnen. U weet beter dan ik of Monsieur het nodige zal doen om in Trévoux te gaan wonen. Schrijf daarom, alstublieft, aan Champigny om het paspoort te leveren als hij het doet.
Het is een fraaie affaire waarin Brion de vertrouweling van Monsieur was bij het onderhoud tussen Bouillon en Le Grand, toen ze Monsieur opzochten in zijn paardenstal.
Het is ook een gunstige omstandigheid dat Monsieur aan de markies van Villeroy gezegd heeft dat Bouillon en Le Grand hem de gehele inhoud van het verdrag met Spanje hebben gedicteerd. Het zal ook een blije ontmoeting zijn als de markies van Effiat Aubijoux te pakken heeft.
Het ziet er naar uit dat God alle zaken tot groot voordeel van Frankrijk beschikt.
We moeten voorkomen dat de arts van Bouillon in Frankrijk wordt losgelaten, want dat is een zeker middel waarmee hij* al zijn ideeën naar Sedan kan overbrieven en informatie kan ontvangen over alles wat gebeurt en alles wat wat hij moet zeggen. Ik hoop dat u wilt geloven - wat u in feite met Le Grand gedaan hebt - dat deze lieden allerlei middelen vinden om berichten te ontvangen en mee te delen. Ik heb Champigny geschreven deze arts aan te laten houden als hij de grens overgaat, tot de wil van de koning bekend is. Bouillon is begonnen te praten dankzij de heer Florimond; ik hoop dat hij een volledige bekentenis aflegt wanneer hij wat meer onder druk komt; en wanneer hij eenmaal in Lyon is, doen ze in één dag meer zaken met hem dan ze met zijn arts deden in zes maanden.
Ik ben heel blij met het voordeel dat de admiraal van Holland heeft behaald op de vijandelijke schepen. Wanneer Le Grand naar Lyon moet worden gebracht, zal Céton het bevel hebben over de gehele escorte. Ik geloof dat het het beste zou zijn alle wilde beesten en het personeel van Monsieur uit Luxembourg te laten vertrekken en aan madame d'Aiguillon, die er hoofd en hoedster van is, op te dragen een hoeveelheid kleine lieden te verwijderen die er verblijven en alles kapot maken, zoals de heer Noyers heeft gedaan voor het Louvre. Volgens wat Castelan schrijft uit Italië denk ik dat Plessis Praslin nu reeds luitenant-generaal van het koninklijk leger kan worden gemaakt en aan Castelan de leiding van de franse cavalerie kan worden gegeven. De versterkingen van La Rochelle Het testament doorsturen.
U zult wel gezien hebben aan het antwoord dat ik Le Grand gegeven heb over de versterkingen van La Rochelle, dat ik de mening van de koning deel, dus dat ze niet moeten worden uitgevoerd.

OPSCHRIFT: VOOR DHR. CHAVIGNY, STAATSSECRETARIS.
Tarascon, 22 juli 1642

(...)

De commissarissen keren terug uit Montpellier. Le Grand ontkent tussen de ene driftbui en de andere absoluut alle meest bekende waarheden.
Hij ontkent brieven geschreven en ontvangen te hebben maar zijn mensen herkennen ze. Hij ontkent ooit een ander blad in zijn degen te hebben gezet dan een gewoon broodmes en de koning en u weten wel beter.
Hij ontkent alle communicatie met de heer en mevrouw de Bouillon.
Kortom hij ontkent alles. Wat een goed ding is, is dat hij niets tegen Monsieur gezegd heeft, hij wist geen deugdelijke beschuldigingen meer te bedenken.
De commissarissen geloven dat hij instructies heeft ontvangen sinds hij in de citadel is. Ik voor mij weet niet wat ik ervan moet zeggen, dit alles helpt hem niets.
De goede Céton is zeer lichtgevoelig. De eerste president vertelde me dat hij zag dat de tranen in zijn ogen kwamen toen hij over Le Grand sprak. Hij protesteert gemakkelijk. Ik twijfel niet aan zijn betrouwbaarheid; ik zal u te zijner tijd zeker schrijven wat ik over hem denk. Wat me boos maakt is dat hij ons nergens over heeft ingelicht en zegt dat Le Grand hem niets gezegd heeft, terwijl hij, zoals u wel weet, de neiging heeft veel te praten.

Aan NOYERS en CHAVIGNY
25 juli 1642

Ik wacht een eeuwigheid op het bericht dat de koning in Fontainebleau is aangekomen, waar ik geloof dat de lucht van zijn geboorteplaats hem in zijn oorspronkelijke gezondheid zal terugbrengen, wat ik van ganser harte hoop en aan God verzoek, met zoveel genegenheid voor zijn persoon en zijn toestand dat er niets aan toe te voegen is. Ik geef toe dat elke keer dat u me in uw brieven verzekert dat Z.M. u laat blijken aan mij te denken, ik een grote vreugde voel en niets anders ter wereld verlang. Van Perpignan nog niets; we verkeren in gespannen afwachting. In de diocesen worden de mensen waarover ik u geschreven heb op de been gebracht en ik hoop dat ze klaar zijn voor de tiende augustus.
Er moet onmiddellijk een officier van de koninklijke garde naar Lyon komen om Bouillon te bewaken. Welbeschouwd hebben we liever ruwe dan fijngevoelige baasjes. Daarom geloof ik dat Z.M. moet goedkeuren om in alle haast Boislouet op te laten halen met de opdracht dat, als er gardes zijn op wie hij meer vertrouwt dan op andere, hij deze laat komen volgens de orders die hem gestuurd kunnen worden door Charost of een ander, volgens de gangbare procedure die ik niet ken.
De brave Céton is zo goed van vertrouwen, dat hij niet kan geloven dat een garde van de koning omgekocht kan worden. Hij gelooft dat omdat er mannen zijn die in de kamer van Le Grand slapen, het om het even is of hij er zelf slaapt en op grond daarvan slapen hij noch de aangewezen onderofficier er en Le Grand had zoveel moeite de bewakers om te kopen dat de eerste order die hij bij zijn aankomst in de citadel van Montpellier aan de huismeester was, om aan Sioujac te zeggen buiten al het nodige klaar te hebben om hem eruit te halen en zich geen zorgen te maken over wat er binnen gebeurde, daar hij net zoveel bewakers kon omkopen als hij nodig had. De goede Céton heeft tegen iemand die hij vertrouwde in Montpellier gezegd dat de koning hem de bewaking van Le Grand opdroeg met de woorden: "Ik geef hem u in handen omdat ik weet dat u mij geheel toegewijd bent." Waaruit de goede man, die niet gestudeerd heeft zoals de heer de Lamont, verkeerde conclusies kan trekken. Om dat te verhelpen kan het dienen als het de koning zou behagen hem een brief te laten schrijven, door Lucas, met de volgende strekking:
Ik stuur u een paar regels om u te zeggen dat, sinds ik Le Grand heb laten arresteren, ik nog zoveel kwaad en misdrijven heb ontdekt, dat u met hem moet omgaan als met een man die vijand van mijn persoon en waardigheid is."
De brief van Jars aan Thou is van enig belang, maar Thou heeft één antwoord op alles en dat is dat hij er niets van afweet. Ik hoop dat wanneer Bouillon hier is, de zaken wat duidelijker zullen worden, maar het is vooral zaak de mensen bij personen te plaatsen die trouwhartig, aanhankelijk en achterdochtig zijn.
De koning zal zich, als het hem behaagt, herinneren dat Loustre en Lamont eisten dat de priester die voor Vendome de mis opdroeg, het evangelie hardop zou uitspreken, uit angst dat hij iets anders ervoor in de plaats zou zeggen en dat, als hij hem de communie gaf, ze scherp op zijn handen moesten letten uit angst dat hij niet samen met de hostie een briefje overhandigde. Ik geloof dat wantrouwen tot dit punt er mee door kan, maar veel minder moet niet. Stuur me alstublieft nieuws over de gezondheid van de koning en wees altijd zeker van mijn toewijding en dienstvaardigheid.

aan CHAVIGNY, STAATSSECRETARIS.
26 juli 1642

Het is zo belangrijk bij de mensen de slechte indruk weg te nemen die zij van de affaire Le Grand hebben opgedaan, dat ik geloof dat de brief die ik u stuur het best naar andere landen, regeringshoofden, parlementen en andere gezelschappen gestuurd kan worden, als de koning het ermee eens is. Ik had veel meer uitgeweid over de affaire van Monsieur en de verklaring die hij heeft afgelegd onthuld, maar het proces dat tegen Le Grand en Bouillon gevoerd moet worden, staat dit niet toe. Kunt u de brief doorgeven aan de kanselier en de superintendent om te bekijken of er niets in staat dat onze plannen kan schaden? We moeten tussen de klippen door laveren: iedereen moet weten wat er gebeurt, maar we mogen niet zoveel zeggen dat de verdachten weten wat Monsieur gezegd heeft.

Aan NOYERS en CHAVIGNY
Tarascon, 29 juli 1642

De eerste president van Grenoble rapporteerde me, op de terugweg van zijn reis naar Montpellier, dat Céton hem met groot medelijden over Le Grand had gesproken, zelfs met tranen in zijn ogen. Daarom geloven we dat het dienstig is om kardinaal Mazarin en La Vrillière een reis naar Montpellier te laten maken om deze zaak uit te diepen.
Tijdens hun reis hebben ze steeds meer veiligheidsmaatregelen laten nemen ten aanzien van de persoon van genoemde Le Grand, waarvan ze zeggen dat er geen reden is om te vrezen dat hij zich nog kan redden. Voor wat betreft Céton, hebben ze het medelijden waarover de eerste president van Grenoble sprak als zeer evident aanwezig bestempeld, hij is een heel beperkte persoon, iemand die veel praat en een hoop dingen zegt die tegen de doeleinden indruisen die hij zichzelf heeft gesteld, zodat Le Grand, die veel fijner is dan hij, hem om zijn vinger windt en profijt trekt van wat hij hem zegt, in plaats van zich bloot te geven. Hij heeft de goede man overtuigd dat de koning hem daar slechts tijdelijk heeft geplaatst en hij ten slotte in vrijheid zal worden gesteld. Wat erger is, is dat we met zekerheid weten dat Céton een aantal dingen gezegd heeft aan personen die met hem op vertrouwelijke voet staan in Montpellier en dat hij hun heeft gezegd die dingen gehoord te hebben van Le Grand en die hij ons niet gezegd heeft. Bovendien geeft genoemde Céton openlijk toe dat hij hem gevraagd heeft hem niets te zeggen wat hij verplicht zou zijn aan de koning over te vertellen en Mazarin denkt zelfs dat hij heeft doorgrond dat hij dingen weet die hij niet wil zeggen. Hij heeft aan genoemde Le Grand gezegd: "Maar wat zegt u als u merkt dat Monsieur een mooie verklaring heeft afgelegd tegenover de koning over alles wat gebeurd is? Wat zegt u dan tegen hem?" Dat is de schadelijkste gespreksopener die je kan bedenken. Ook heeft hij aan deze heren gezegd: "Als Le Grand zeker zou zijn van zijn vrijheid en de aanklacht, geloof ik dat hij zou praten; als u wilt stel ik hem deze condities voor, ik geloof dat hij dan zal praten. "
Kortom, hij is een zwakke ziel, lichtgevoelig en impulsief, die overheerst wordt door iemand die fijner is dan hij. En door zijn eigen aandriften. Als het bewijs dat La Rivière u zal bezorgen zo volledig is dat het niets te wensen overlaat, of als de verklaring van Beaufort of die van het koninklijk huis het op dit niveau brengen, dan is mijn advies om Céton te laten waar hij is. Maar als er iets in uw bewijzen te wensen overlaat en bekrachtigd dient te worden met wat de aangeklaagde zal zeggen, hou ik het voor absoluut noodzakelijk hem [Céton] weg te halen en geloof ik dat dit zo in t geheim dient te gebeuren dat geen levende ziel er iets van merkt voordat hij in Pierre-Ancise is aangekomen. De koning is zo voorzichtig in zijn handelingen en heeft zulke goede raadslieden om hem heen dat hij over deze zaak, die van belang is, geen verkeerde beslissing kan nemen.
Na de rol van garde-officieren te hebben doorgekeken, geloof ik dat Boislouet geschikt is voor Bouillon en dat er moeilijk een betere gevonden kan worden voor de andere dan Quernel. Ik weet dat hij hem zal wantrouwen als een duivel, maar het is beter dat hij degene die hem bewaakt wantrouwt, dan dat hij vertrouwelijk met hem wordt en degene op wie hij vertrouwt hem wil ontzien. Ik verzoek u nogmaals deze affaire zo geheim mogelijk te houden en hier niet bekend is aan anderen dan Mazarin, mij en de schrijver. Alvorens enig besluit te nemen, wil ik graag weten hoe er bij jullie over gedacht wordt en daarop antwoorden. Er is geen twijfel aan de betrouwbaarheid van Céton voor de bewaking van de persoon van Le Grand.
Vergeet niet alle nodige orders te geven om Bouillon op goed beveiligde wijze van Pignerol, waar hij is aangekomen, in Lyon af te leveren. Ik denk dat Castelan nodig is om hem te vervoeren. Er is een pakket onderschepte brieven in onze handen gevallen waaronder ook van Campis et de Ruvigny, waaruit volledige sympathie voor de persoon van Le Grand blijkt, zodat de koning in geen geval op hen kan rekenen. Ik zou geen betere oplossing weten over de zaak Mme de Chevreuse dan het oordeel van de koning te volgen, die, zoals u me hebt geschreven, gaat in de richting van haar niet terug te laten komen. Ik geloof dat we Boispillé moeten zeggen dat zij de verwachting had gewekt via haar een hoop dingen te ontdekken en dat ze ons zou laten zien hoe ze ons van dienst kon zijn, maar tot dusver zien we alleen maar woorden zonder gevolgen. Nu moet ze haar gezond verstand maar gebruiken om een reden te vinden voor de koning om haar de gratie te verlenen die ze vraagt - en voor mij om die met enige kracht te ondersteunen. Dat als ik bij Zijne Majesteit ben, een nieuwe poging ten bate van het bestuur worden gedaan. Ik voeg deze woorden toe om haar nog wat hoop te laten. In de uittreksels die Rossignol me heeft gestuurd, zag ik onderhandelingen over een wapenstilstand door de koning van Engeland met de Prins van Oranje. Ik geloof niet dat die tot resultaten zal leiden, maar het is irritant dat genoemde prins niet heeft laten weten waarover onderhandeld is, door Mélander of door genoemde koning, wat betreft dit onderwerp. Het is aan u, heren, de zaken goed in de gaten te houden.

Aan CHAVIGNY en NOYERS
Tarascon, 2 augustus 1642

Wat betreft het proces Le Grand denk ik dat de kanselier zulke goede middelen zal vinden om vorm te geven aan het nieuwe schandaal dat Monsieur zal treffen, dat hij zal instemmen met de kunstgreep om buiten deze zaak te blijven. Als er in het koninklijk huis iemand is met wie Le Grand heeft gesproken, zoals hij vast gedaan heeft, wie dat personage ook moge zijn - Brion en de verklaring van Monsieur zullen het volledige bewijs leveren.
Ik zal ermee wachten u mijn ideeën over dit onderwerp meer uitgebreid uiteen te zetten tot ik gezien heb wat u hebt opgediept uit de gerechtelijke put waarmee kanseliers altijd zijn uitgerust.

Ik zal ermee wachten u mijn ideeën over dit onderwerp meer uitgebreid uiteen te zetten tot ik gezien heb wat u hebt opgediept uit de gerechtelijke put waarmee kanseliers altijd zijn uitgerust.