FREIBURG – SCHULDIG LANDSCHAP





Brontekst:

HISTOIRE DE FRANCE
PENDANT LA MINORITÉ DE LOUIS XIV
PAR A. CHÉRUEL
TOME PREMIER
PARIS
LIBRAIRIE HACHETTE ET CIE
79 , BOULEVARD SAINT- GERMAIN
1879
(pag. 300 - 401)

ophaalbaar bij:
University of Ottawa






FREIBURG (1644)


De slag bij Freibourg wordt door Chéruel beschreven aan de hand van het verslag van Enghien’s goede vriend Baron de la Moussaye, die deelnam aan de veldtocht.
Ondanks Moussaye’s enthousiaste beschrijving van Enghien’s bruisende optreden, schrijft Chéruel er niet echt een goede afloop aan toe. Zoals veel historici hield hij het erop dat de serie veldslagen onbeslist eindigde.
Aan Enghien en Turenne wordt vaak strategisch voordeel toegekend, omdat de Beierse legers erna te aangeslagen waren om de Fransen te beletten alsnog een flink deel van de Rijn te bezetten.

De plaatselijke bevolking, die tijdens de dertigjarige oorlog van meer dan 10.000 tot 3000 was uitgedund, richtte een schrijn op bij de plek waar, 30 jaar na de slag, de stoffelijke resten van de gevallen strijders werden verzameld. Het werd een soort bedevaartsoort met sektarische bijverschijnselen, waaraan de kerk een einde maakte door de knekelput te verwijderen.

Acht jaar later, in de Franse burgeroorlog, zou Turenne aan Enghien, die zich inmiddels als De Grote Condé onsterfelijke naam had verworven, een beslissende nederlaag – beslissend voor de burgeroorlog – toebrengen in de Parijse wijk Fauburg Saint Antoine.



Juli 1644

Al op 20 juli zag Mazarin met verbluffend scherpe blik de roemrijke campagne voor zich die de hertog van Enghien De hertog van Enghien erft in 1646 de titel Prins van Condé van zijn vader en wordt beroemd als Le Grand Condé. Hij is in 1644 tweeëntwintig jaar oud. en maarschalk Turenne zouden uitvoeren in de maanden augustus, september en oktober. Zijn conclusie was: “Goedbeschouwd kan dit plan alleen maar voordeel brengen ten dienste en ter meerdere glorie van Zijne Majesteit. En voor de hertog van Enghien persoonlijk.” De raad volgde het advies van de kardinaal en de hertog van Enghien kreeg order zich in allerijl naar de Rijn te begeven. Hij legde in dertien dagen zestig mijlEen Franse pre-metrische mijl was ongeveer 4,5 km; het leger legde dus ongeveer twintig km per dag af. af aan het hoofd van een leger dat vertraagd werd door de artillerie en de bagage die het achter zich aan trok.

Louis II de Bourbon-Condé, de Grote Condé,
tot 1646 aangeduid als de hertog van Enghien.
door Justus van Egmont
Musée Condé

Maar ondanks de snelle mars kwam hij te laat om Freiburg te redden. Zodra hij de hoorde dat de stad zich had overgegeven, liet hij de leiding van zijn leger over aan een van zijn luitenants en begaf zich in allerijl naar Breisach om met Turenne te overleggen. Hier vond waarschijnlijk het krijgsoverleg plaats waarop wij hieronder terugkomen en waarin besloten werd de slag aan te gaan met de Beieren.

De legers van Enghien en Turenne tezamen waren ongeveer twintigduizend man sterk. Dat van Mercy was wat kleiner; het telde achtduizend infanteristen en zevenduizend ruiters, maar nam een sterke positie in waarop een aanval gevaarlijk was.

In de serie veldslagen die plaatsvonden in de omgeving van Freiburg op 3, 5 en 9 augustus speelde de topografie een belangrijke rol en de ligging van de plaatsen ten opzichte van elkaar moet in het oog gehouden worden. De stad Freiburg im Breisgau is gelegen aan de voet van de bergen van het Zwarte Woud. Een kleine vlakte bevloeid door een beekje, de Dreisam (Dreisamflusz) strekt zich ten westen van het dorp uit. Deze vlakte wordt aan één zijde begrensd door hoge bergen en aan de andere door bossen en moerassen. De bergen van het Zwarte Woud, die zich verheffen ten oosten, ten noorden en ten zuiden van Freiburg im Breisgau, vormen een dicht massief dat wordt doorsneden door ravijnen, bossen en rivieren.

Een enkele weg, die van Freiburg naar Villingen, vormde in deze tijd de verbinding tussen de valleien van de Necker en de Rijn, tussen Breisgau en Württemberg. Hier bevond zich de Sint-Petersabdij. Mercy zorgde er altijd voor om over aansluiting op deze weg te beschikken, zodat terugtrekking naar Württemberg mogelijk bleef. De Fransen hadden deze verbinding kunnen afsnijden door het Glotter-dal ten noordoosten van Freiburg te bezetten. Erlach, de gouverneur van Breisach, had dit geopperd tijdens het krijgsoverleg dat de hertog van Enghien had bijgewoond. Erlach, die de streek heel goed kende, raadde aan de vijand niet frontaal aan te vallen, omdat die zich in een praktisch onneembare positie had verschanst. Zijn voorstel was om de weg naar Villingen te bezetten om zo de verbindingen tussen de Beieren en Württemberg te verbreken. Maarschalk de Guiche steunde dit voorstel. Maar Turenne bestreed het en stelde dat we om de Beierse positie heen konden lopen door het bergpad van de Schönberg in de tekst staat Schwinberg: iemand had de o-umlaut voor een al even exotische ‘w’ aangezien. te bestijgen. De hertog van Enghien sprak zich uit voor het advies van Turenne en bracht de raad aan zijn zijde. Er werd besloten dat de prinsEnghien was een legitiem familielid van de koning en dus een prins van den bloede de Beierse positie frontaal zou aanvallen, terwijl Turenne aan het hoofd van de Weimariaanse troepen een lange omtrekkende beweging over het door hem aangewezen bergpad zou maken om de achterhoede van de vijand te overvallen.


     (Druk 1-maal op ‘+’ om ook Wittnau te zien. Van hieruit begon de omtrekkende beweging van Turenne)

Het kamp van Mercy was aan de noordzijde van de Dreisam De Dreisam is in de eerste helft van de 19e eeuw ‘rechtgetrokken’ en stroomt nu ruim 4 km ten noorden van de Schönberg. Het betreft hier waarschijnlijk een vroeger zijriviertje. beschermd door omgekapte bomen. In de vlakte die zich naar het westen uitstrekte verhief zich een fort waar de Beierse generaal zeshonderd man en vijf kanonnen had geplaatst. De met kanonnen bewapende veldschansen, die om de tweehonderd passen waren neergezet, vormden een afschrikwekkend verdedigingswerk, waarachter zich de Beierse geweerschutters verscholen. Het kamp was aan alle kanten met dezelfde zorg versterkt. Je kon er niet omheen, tenzij via de door Turenne voorgestelde lange omweg. Maar ook dit ravijn van de Schönberg waar we doorheen moesten klimmen, was niet aan Mercy’s aandacht ontsnapt. Hij had het doorsneden met geulen gevuld met dooreen geworpen tronken van omgehakte bomen. “Geen kamp”, zegt La Moussaye, “was ooit beter geplaatst en geen generaal had ooit mens- en natuurkrachten beter gecombineerd dan Mercy om het onneembaar te maken.”

Wikipedia

Op de 3e augustus, bij het aanbreken van de dag, begon Turenne, aan het hoofd van de Franco-Weimarianen, zijn manoeuvre. Hij had een lange mars af te leggen om de Schönberg heen en de afspraak was dat de algemene aanval niet eerder dan een paar uur voor zonsondergang zou plaatsvinden. Pas tegen vier uur ’s middags trok veldmaarschalk Espenan met de regimentenTijdens het ancien régime bezaten de echte aristocraten (van het zwaard) een regiment dat deel uitmaakte van het Franse leger. van Persan en Enghien op om de Beierse verschansingen uit de weg te ruimen. Hij zou gesteund worden door de regimenten van Conti en Mazarin onder bevel van de graaf van Tournon. Espenan beklom een met wijngaarden beplante heuvel met muurtjes van drie, vier voet hoog, die dienden om de aarde vast te houden. Bovenop de heuvel stuitten ze op omgehakte bomen die het Beierse kamp beschermden. De infanterie passeerde de eerste versperring niet zonder aanzienlijke verliezen, maar werd tegengehouden door het tweede verdedigingswerk van waarachter de vijand een zo verschrikkelijk musket-en artillerievuur produceerde dat de troepen van Espenan terugdeinsden en verstrooid werden.

De Beierse stellingen bevonden zich in het tegenwoordig beboste gebied
in het midden van de foto.
De Fransen vielen aan vanuit het weiland en linksonder het bos.
Wikipedia, Schlacht bei Freiburg im Breisgau

De hertog van Enghien, die vooruit was gegaan om het resultaat van de aanval in te schatten, oordeelde dat deze ging mislukken als hij niet onmiddellijk voor een krachtiger aanpak zou kiezen: zich terugtrekken zou neerkomen op zich gewonnen geven en alle behaalde voordeel te verliezen. In een oogwenk nam de prins zijn beslissing. Hij stapte van zijn paard en zette zich aan het hoofd van het regiment van Conti. Hij beval de graaf van Tournon het regiment van Mazarin in het gevecht te brengen en marcheerde met dat van Conti recht op de vijandelijke versterkingen af. Maarschalk Guiche en alle generaals in zijn gevolg, Marsin, Mauvillé , L’Échelle, La Moussaye, Jarzé, de ridders Gramont en Chabot, Isigny, Meilles , La Baulme, Tourville , Barbantane, Desbrotteaux en Aspremont, die hele elite van jonge aristocraten wierp zich in de voetsporen van de hertog van Enghien op de verdedigingswerken. “Het is niet te geloven”, zegt La Moussaye, “hoe die ongelooflijke moed de troepen opbeurt.” De overlevering geeft hier een detail waarover de tijdgenoten zwijgen, maar dat de onweerstaanbare onstuimigheid van de aanvoerder en de meeslepende werking ervan op de soldaten goed weergeeft. De hertog van Enghien zou zijn bevelhebbersstaf midden tussen de vijand hebben geworpen en het hele leger zou naar voren zijn gestormd om die terug te pakken. Zeker is dat Condé’s onverschrokkenheid boven alle twijfel verheven was en dat de soldaten het voorbeeld van de generaal volgden bij het klimmen over de omgehakte bomen (“ze vlogen eroverheen” zegt La Moussaye). In een oogwenk werd de verschansing ingenomen en de vijand uiteengedreven. Ze vluchtten naar de beschutting van het woud en de duisternis van de nacht.

De hertog van Enghien die in het heetst van de strijd zijn kalmte bewaarde, begreep dat zijn positie, ondanks de succesvolle aanval, kritiek was. Zijn hele infanterie was de orde kwijt: de eerste bataljons als gevolg van de mislukte aanval die ze hadden uitgevoerd, de overige omdat ze zich door het achtervolgen van de vijand hadden laten afleiden. Het gevaar bestond dat het de Beieren, die nog altijd over het fort beschikten dat de vlakte overheerste, zowel als over een deel van de verdedigingswerken, hun troepen bijeen zouden brengen om de verspreide Fransen te overvallen.

Enghien haastte zich zijn infanterie te verzamelen en zond zijn cavalerie vooruit ondanks de versperringen in het terrein dat vol stond met omgezaagde en over elkaar liggende bomen. Hij liet tegelijkertijd op alle trompetten blazen, als een signaal om zijn troepen bijeen te roepen en om de vijand te intimideren.

Henri de La Tour d'Auvergne,
Vicomte de Turenne
(neef van Frederik Hendrik
de Stedendwinger)
ets van Robert Nanteuil
National Gallery of Art, Washington, D.C

Terwijl de hertog van Enghien met een frontale aanval de Beierse verschansingen in een moorddadig gevecht innam, had maarschalk Turenne van zijn kant de met de prins afgesproken troepenbeweging uitgevoerd. Hij had het pad om de Schönberg heen gevolgd en alle belemmeringen overwonnen. Mercy had een aanval van deze zijde voorzien en er zijn beste troepen geplaatst. Turenne’s leger was uitgeput door de lange mars en ook hij slaagde er niet in het Beierse kamp in te nemen. Hij beperkte zich tot een heftige schermutseling om een deel van het vijandelijk leger hier bezig te houden. Het vuurgevecht tussen de troepen van Turenne en de Beieren duurde de hele nacht. De hertog van Enghien hoorde het en rekende erop bij aanbreken van de dag de vijand aan te kunnen vallen en tussen twee vuren te brengen. Succes leek verzekerd. Hoe kon de Beierse generaal een dubbele aanval weerstaan met zijn troepen die nu uitgeput waren door de lange, bloedige gevechten?

Toen het licht werd, zagen de Fransen met verbazing dat het generaal Mercy gelukt was zich aan een zo hachelijke situatie te onttrekken. Terwijl de troepen die hij had achtergelaten tegenover Turenne een zo fel gevecht gaande hielden dat het leek of het hele leger eraan meedeed, voerde hij zijn terugtrekking uit, in het holst van de nacht, in perfecte orde. En hij nam een nieuwe positie in op een berg nabij Freiburg. De inzet en gehoorzaamheid van zijn troepen gingen gelijk op met zijn behoedzaamheid. Hij haalde zelfs het kanon weg dat in het fort stond opgesteld om zijn kamp van de zijde van de vlakte te dekken, zonder dat de Fransen iets van deze operatie merkten. De regen die vanaf middernacht in stromen was gevallen, hielp de terugtrekking van de Beieren te verbergen. Zodra de dag aanbrak, stuurde Enghien verkenners naar het fort met de opzet een aanval in te zetten. Het werd verlaten aangetroffen. De hertog van Enghien ging er zelf heen en constateerde dat van het vijandelijk kamp niets anders restte dan de hutten waarin ze geschuild hadden.

De schermutseling werd nu ook van de zijde van maarschalk Turenne beëindigd. De twee Franse corpsen voegden zich tegenover Freiburg weer samen en zagen hoe de vijand zich verschanste op een hoge berg ten oosten van de stad. De Franse troepen waren zich al in slagorde aan het opstellen om de Beieren in hun nieuwe positie aan te vallen. Maar de stromende regen en de vermoeidheid van de soldaten brachten de hertog van Enghien ertoe hun de nodige rust toe te staan voor de dag van 4 augustus. Hij profiteerde ervan om het aanvalsplan overeen te komen dat hij voor de volgende dag wilde hernieuwen.

Wanneer je van Alt-Breisach bij Freiburg aankomt, zie je rechts van Freiburg een berg de Lorettoberg of Schlierberg. die geleidelijk naar een plateau toeloopt waar drie- tot vierduizend man slag kunnen leveren. Dit plateau, dat op aanzienlijke hoogte ligt, werd in die tijd verdedigd door een oude toren. Na het plateau gaat het terrein omlaag naar een kleine vallei en neemt vervolgens de vorm aan van een van de hoogste bergen van het Zwarte Woud. Op dit plateau en op de terrassen die er bijna onmerkbaar heen leiden, plaatste Mercy zijn leger. Hij ordende de infanterie nabij de toren en achter een bos dat zich uitstrekte van het plateau naar de directe omgeving van Freiburg. De cavalerie had de stad aan een zijde en het bos aan de andere. Het kamp werd gedekt door inderhaast opgeworpen verschansingen en beschermd door omgehakte bomen. Een enkele dag was voldoende geweest om deze versterkingen te realiseren. Ze zagen eruit als het werk van maanden.

De hertog van Enghien besloot Mercy uit zijn nieuwe kamp te verdrijven. Hij plaatste de cavalerie onder bevel van maarschalk de Guiche op het plateau tegenover de cavalerie van de vijand en gaf Espenan opdracht het centrum van het Beierse leger aan te vallen. Het was over een lange afstand uitgespreid en leek het makkelijkst te doorbreken. De eenheid van Turenne, waarin de markies van Aumont en de gevechtssergeant L’Échelle dienden, moest de heuvel beklimmen die de Beieren hadden bezet, naar het punt waar de infanterie zijn kamp had opgeslagen, bij de oude toren.

L’Échelle had het bevel over de voorhoede van deze derde eenheid, die bestond uit duizend geweerschutters. Hij had order met de de aanval te wachten tot de markies van Aumont en het merendeel van de infanterie zich bij hem hadden gevoegd. Espenan mocht pas in actie komen na een signaal van L’Échelle. Het Beierse leger zou dus van achteren en in de flank worden aangevallen en op de vlakte worden vastgepind door maarschalk de Guiche.

Na deze orders te hebben uitgevaardigd beklom de hertog van Enghien, vergezeld van Turenne en een elite-eenheid van edelen, de heuvel die het vijandelijk kamp domineerde om de bewegingen op het slagveld te overzien en aanwezig te kunnen zijn waar hij nodig was.

Nauwelijks was hij aangekomen, of er brak een hevig vuurgevecht uit. Zonder op het signaal van L’Échelle te wachten, had Espenan een schans van de vijand willen uitschakelen. Deze werd krachtig verdedigd en de actie breidde zich snel uit. Toen L’Échelle het lawaai van van het door Espenan begonnen gevecht hoorde, dacht hij dat de aanval op de Beierse infanterie niet meer kon wachten tot de aankomst van de eenheid van de markies van Aumont. Hij wierp zich onverschrokken aan het hoofd van zijn duizend musketiers op de verschansingen van de vijand, maar werd dodelijk gewond en de moed van zijn troepen stuitte af op de greppels en versperringen waarachter de Beierse infanterie zich had ingedekt.

Toen de hertog van Enghien en maarschalk Turenne zagen dat de door de Beieren bezette hoogte in vuur en rook gehuld werd, begrepen ze dat de slag door een onvoorzichtigheid beslist dreigde te worden en haastten zich naar de eenheid die onder bevel van L’Échelle geplaatst was. Ze troffen deze in verwarde en ordeloze toestand aan, gedemoraliseerd door de de verwonding van hun aanvoerder, twijfelend tussen de schande van een vlucht en de onmogelijkheid van een winnende aanval. De hertog van Enghien, als altijd onverschrokken in gevaarlijke situaties, gaf de graaf van Tournon bevel L’Échelle te vervangen en deze troepen weer in de strijd te brengen. Hijzelf en zijn gevolg van elite-officieren bleven onverstoorbaar onder het vijandelijk vuur. Maar de Beierse verschansingen waren zo degelijk aangebracht en hun geweervuur zo intensief, dat de Franse troepen terugdeinsden. “Het enige dat de hertog van Enghien kon doen”, zegt La Moussaye, “was om met bevelen, bedreigingen en zijn eigen voorbeeld een algehele vlucht te verhinderen.”

Maarschalk de Guiche, die op het plateau de Franse cavalerie aanvoerde, hoorde de geluiden van het gevecht. Hij voegde zich bij Enghien en slaagde er niet zonder moeite in hem uit zijn gevaarlijke positie te halen. “Ongelooflijk,” zegt La Moussaye, “zo gevaarlijk als deze actie was voor de hertog van Enghien en voor degenen die bij hem waren. Al die tijd op twintig pas van de verdedigingswerken van de vijand, met twintig personen, van wie er geen een was die er niet de sporen van droeg. Jarzé en Isigny liepen allebei een ernstige verwonding op en alle anderen hadden zelf klappen opgelopen, of anders hun paard.” Van Enghien zelf was zijn zadelknop meegenomen door een kanonskogel en het gevest van zijn degen aan flarden gereten door een musketschot.

De verliezen geleden in dit bloedige treffen hadden de moed van de prins niet aangetast. Hij wou een nieuwe aanval wagen. Maarschalk de Guiche deed een vergeefse poging hem ervan af te houden. “Daar was de moed en koelbloedigheid van de hertog van Enghien voor nodig”, zegt La Moussaye, “om het nog eens en nu beter te willen aanpakken, na wat hem zojuist is overkomen: teruggeslagen en met een deel van zijn manschappen gedood. Maar hij was een van die mannen die enig zijn in hun soort, die meer moed krijgen naarmate het gevaar toeneemt.”

De hertog van Enghien bracht de resten van zijn infanterie bijeen onder aanvoering van gevechtssergeant Mauvilli, liet deze bijstaan door de cavalerie onder bevel van Rosen en probeerde door het bos heen te komen dat dekking gaf aan een deel van het vijandelijk leger De troepen voerden, meegesleept door zijn voorbeeld en dat van Turenne, een bliksemaanval op de Beieren uit en dreven hen achteruit. Maar Gaspard de Mercy, broer van de bevelhebber, liet zijn cavalerie afstappen en steun geven aan de geteisterde infanterie. Het gevecht duurde tot de nacht viel en kostte veel officiers en soldaten het leven, zonder dat het de Fransen lukte de positie uit te schakelen. Mauvilli vond hier de dood. “Hij was”, zegt La Moussaye, “een soldaat van wie de ambities gepaard gingen met een groot hart en grote geestkracht en die het zowel om de eerste als om de tweede eigenschap had kunnen brengen tot de hoogste functies in de krijgsdienst.” De Beierse zijde verloor een van zijn generaals, Gaspard de Mercy. De nacht maakte een einde aan deze moorddadige gevechten. De Fransen installeerden zich in het kamp dat de Beieren hadden bezet op 3 augustus. De gewonden werden naar Breisach gestuurd.

Het leger nam drie dagen rust te midden van de lijken die het slagveld overdekten. “Dit was een verschrikkelijk verblijf”, zei een ooggetuige, “We waren omgeven door al die dode lichamen, die zo’n besmetting veroorzaakten dat veel mensen eraan stierven.”

Tenslotte zag de hertog van Enghien in dat het onmogelijk was Mercy binnen zijn versterkingen te overweldigen en besloot hem uit te hongeren. Hij greep terug naar het plan dat door Erlach op 2 augustus was voorgesteld. Om dit uit te voeren moest een dorp genaamd Langendentzlingen, ten noordwesten van de stad Freiburg, worden ingenomen en de route Freiburg - Villingen worden afgesneden. De mars hierheen, onder de vijand in zijn hooggelegen kamp door, was niet zonder gevaar. Maar de Beieren maakten zo‘n uitgeputte indruk dat Enghien niet aarzelde.

Hij schreef Mazarin de volgende brief vanuit het kamp te Freiburg, op 8 augustus, de vooravond van de dag waarop de operatie om de terugtocht voor de vijand af te snijden zou worden uitgevoerd: “Ik stuur u het verslag van wat er tijdens de gevechtshandelingen heeft plaatsgevonden. Ik ben er zeker van dat u gemakkelijk zult inzien en met me eens zult zijn dat, zo het Beierse leger niet absoluut verslagen is, het op zijn minst zodanig is aangetast dat het heel wat moeite zal kosten zich ervan te herstellen. Wat ons betreft, wij hebben zeker wat volk verloren, maar niet vergelijkbaar met de vijand. Het verlies is veel groter onder de officieren dan onder de soldaten en het is niet uit te drukken met hoeveel toewijding en hart iedereen zich van zijn taak heeft gekweten in dit treffen. Ik hoef u niets over maarschalk de Guiche te zeggen, u kent hem te goed om dat nodig te maken. Al wat ik u kan zeggen is dat in dit geval hij, voor zover mogelijk, uw verwachtingen heeft overtroffen. Maarschalk de Turenne heeft gediend met alle passie en bekwaamheid die u zich voor kunt stellen. De heren Espenan, Paluau, Aumont, Tournon en Marsin hebben wonderen verricht. U kunt het zien in het verslag dat ik u toezend en ik kan u verzekeren dat er geen enkele onwaarheid in voorkomt. U kent me voldoende om te weten dat ik ik niet van leugens hou. L’Éschelle is zeer ernstig gewond na zich zeer nuttig gemaakt te hebben en de eer die de arme Mauvilli verworven heeft voor hij stierf is niet te geloven. Al onze troepen hebben hun plicht zeer goed vervuld en ik zweer u dat geen leger ooit zo dicht bij zijn verlies is geweest als dat van de vijand. God heeft het niet gewild, misschien krijgen wij nog een gelegenheid.”

Na enkele details over de diensten verricht door de verschillende regimenten, besluit de hertog van Enghien: “De vijand heeft oneindig te lijden en ik hoop dat wij hen met Gods hulp zullen vernietigen of ten minste zullen dwingen Freiburg af te staan. Morgen marcheren we richting Württemberg, in de vallei van de Landeling, een pas waarin we een overvloed aan foerage zullen aantreffen, waar we onze eetwaar vanuit Breisach kunnen betrekken, van waaruit we het de vijand oneindig moeilijk kunnen maken door met krachtige cavalerie-eenheden voortdurend hun achterhoede te bestoken, van waar we in staat zullen zijn de Rijn af te zakken wanneer we dat willen en waar we elk plan kunnen opzetten dat de plaats ons ingeeft. Tourville zal u een zeer behartenswaardig plan uiteenzetten.

Ik laat de heer Arnauld vragen me de troepen te brengen die hij heeft; ik weet niet in welke staat ze zijn, maar daar zullen we ons naar regelen. Ik verzoek u onze infanterie te versterken, dat is absoluut noodzakelijk in dit land. Ik denk dat u teveel aan mijn kant staat om me niet te helpen in omstandigheden waarin zich een zo gunstige gelegenheid voordoet die de staat zo van pas komt. Ik kan u niet zeggen met hoeveel inspanning, toewijding en hart La Moussaye bij deze gelegenheid heeft gediend. Er zijn drie paarden onder hem gedood en hij kreeg een musketschot in zijn arm. Hij is uw voorkeursbehandeling waard. Ik geloof dat na wat er zich hier heeft afgespeeld, niemand er bezwaar tegen zou kunnen maken als u hem laat dienen [als veldmaarschalk]. Ook ridder van Chabot had een paard dood en hij heeft wonderen verricht; het hele leger kan het getuigen. Ik bezweer u hem uw goede wil te doen blijken, alsmede de mijne, vanwege zijn verdiensten. We hebben twee gevechtssergeanten verloren en bijgevolg, wanneer u ons markies de Castelnau stuurt, hebben we er nog een te weinig. Châtelus is hier. Hij heeft twee houwen gekregen maar zal binnenkort genezen zijn. Mijn antwoord aan u is dat hij deze opdracht heel goed zal vervullen . U zult me bijzonder aan u verplichten, wanneer u hem deze als gratificatie wilt geven. Ik voel me verplicht u mee te delen dat de cavalerie van het Duitse leger Bedoeld wordt het leger van Weimarianen onder Turenne in de beste staat van de wereld verkeert en zeker oneindig veel beter is dan vorig jaar; ze hebben het geld dat ze is gegeven heel goed gebruikt. Wat ons betreft, ik wil u op het hart drukken ons onze soldij zo vaak mogelijk te sturen; dit is geen land waarin je van niets kunt leven.” De hertog van Enghien vergeet bij deze opsomming van heldendaden van het Duitse leger alleen zichzelf.

De volgende dag, 9 augustus, begon hij met de uitvoering van een plan om de verbinding van de Beieren met Württemberg af te snijden. Hij stelde zijn cavalerie in slagorde op voor het Beierse leger, terwijl Turenne de troepen de Dreisam liet oversteken en hen door de bossen en moerassen naar Langendentzlingen leidde. De Beieren deden geen enkele poging het marcherende leger aan te vallen. De verklaring van hun dadeloosheid liet niet op zich wachten. Turenne werd door spionnen ingelicht dat Mercy het doel van de Franse troepenbeweging had geraden, zijn kamp had opgebroken en op weg was naar de St. Peter-vallei die Freiburg met Villingen verbond. Bij dit nieuws besloot Enghien zijn mars te versnellen om de vijand de terugtocht af te snijden. Aangezien de hoofdeenheid van het leger al vermoeid was door de lange weg, liet hij generaal Rosen de voorhoede nemen, aan het hoofd van acht eskadrons van de Weimariaanse cavalerie. Rosen trok snel door de bergpassen die van Langendentzlingen naar de abdij van St. Peter leidden en bereikte nabij het klooster de achterhoede van de vijand. Hij meldde dit onmiddellijk aan de hertog van Enghien. De prins was nog ver weg, opgehouden door de artillerie die zich met moeite een weg baande door de passen van het Zwarte Woud. De positie van de acht Weimariaanse eskaders tegenover het gehele Beierse leger was kritiek. Rosen, die wist wat ze waard waren, besloot evengoed de vijand het hoofd te bieden en deed dit met buitengewone onverschrokkenheid naar zeggen van de Duitse historicus Heilmann. Voor hem stonden de Beieren, rechts was de weg naar Villingen vol artillerie en bagage, links bergkloven en achter hem de diepe ravijnen waar Enghien doorheen moest om hem te hulp te komen. Hij aarzelde echter niet om de Beieren aan te vallen. Een deel van zijn cavalerie wierp zich op de bagage, terwijl hij met de rest op Mercy af marcheerde. Hij werd teruggedreven door de Beierse infanterie. Mercy‘s cavalerie, waarvan de paarden uitgeput waren en verscheidene dagen niets anders hadden gegeten dan boombladeren, was niet in staat de achtervolging in te zetten en deze omstandigheid droeg bij aan de redding van de Weimarianen.

De aankomst van Enghien aan het hoofd van een deel van zijn troepen maakte een eind aan alle gevaar. Mercy, wiens leger was teruggebracht tot zesduizend man, wou zich niet blootstellen aan een aanval van een numeriek groter leger dat ook nog onder bevel stond van de hertog van Enghien. Hij sloeg de weg naar Villingen in en liet om zich sneller terug te kunnen trekken, zijn kanonnen en bagage achter. Nadat hij zijn leger door de passen had laten komen en het volledig had bijeengebracht op de weg naar Villingen, zette hij de achtervolging van Mercy in. Hij trok voorwaarts naar een hoge berg, de Holgrave, die dit hele deel van het Zwarte Woud domineert en met zijn vele waterbronnen en de vruchtbaarheid van zijn flanken de gunstigste en veiligste plek lijkt die men zich kan wensen voor een legerkamp. Mercy had gehoopt zich hier te kunnen ophouden. Maar nadat hij een paar verschansingen had opgericht, had hij het raadzamer geoordeeld zijn terugtocht naar Villingen voort te zetten.

Franz Freiherr von Mercy
collezione Luca Cristini.

De hertog van Enghien wou de achtervolging niet te ver drijven, keerde op zijn passen terug en bereikte de St. Peter-abdij. Hij bleef er de tiende augustus om zijn troepen wat rust te gunnen en de bagage van de vijand te verbranden. De door de Beieren achtergelaten kanonnen werden naar Breisach gebracht. De terugtrekking van het tot een paar duizend man teruggebrachte vijandelijke leger, met achterlating van bagage en kanon, getuigden van de Franse overwinning. Maar de prijs van dit voordeel was het verlies van meer dan zesduizend man en verscheidene uitmuntende officieren. De hertog van Enghien had zich onderscheiden door een aan de roekeloosheid grenzende moed, maar Mercy had blijk gegeven van opmerkelijke koelbloedigheid, wijsheid en vastberadenheid. Deze gevechten, terugtrekkingen en achtervolgingen van rotspartij naar rotspartij tussen de wouden en ravijnen, zijn ware worstelingen tussen reuzen.

Tourville had de opdracht het bericht van de overwinning aan het hof te brengen. Op 16 augustus werden de eerste details ontvangen. Aanvankelijk dachten ze dat de Beieren volledig verslagen waren . Onder de indruk van deze eerste berichten schreef de Venetiaanse ambassadeur Nani: “Alle eer van deze overwinning komt toe aan de hertog van Enghien, die als enige heeft volgehouden dat het noodzakelijk was slag te leveren, tegen het advies van de overige generaals in. Hij heeft de meeste moed aan de dag gelegd. Aan het hoofd van zijn troepen heeft hij de versterkingen ingenomen waarmee het vijandelijk kamp bezaaid was. Het succes is bovenal aan hem te danken.”

Het is te zien dat dit bericht geschreven werd toen de details over de slag van 3 augustus binnenkwamen. Maar toen de bloedige verliezen in de tweede slag bekend werden, en de terugtrekking van het vijandelijk leger in de veiligheid van de bergen, was er een felle reactie die naar het onrechtvaardige neigde. Dit blijkt onder andere uit een nieuw bericht van dezelfde Nani, waarin hij zegt dat de Beieren met evenveel recht victorie kraaiden als de Fransen. “Elk van de partijen”, voegt hij eraan toe, “probeert de wereld om de tuin te leiden door zich als winnaar uit te roepen. Rouw had meer in de rede gelegen: bijna de volledige infanterie van de twee legers is op het slagveld achtergebleven.”

m