|
Het was een oom van mijn moeder en hij woonde achter de kerk, in een huis met een groot erf. Op dat erf hield hij kippen. Hij was blind, oorlogsinvalide. Niet van de wereldoorlog, maar van de oorlog daarvoor. Hij was in de zeventig. Ik ben van 1916 en ik was twaalf, dertien. Hij was heel rijk. Heel Canargiudas was van hem, en de wijngaard die liep van s'Uturu 'e Maria Divina naar de weg naar Paule. Die eieren verkocht hij. Ik vroeg hem waarom hij zijn eigen eieren niet opat en hij zei dat hij het geld nodig had voor de Commissaris. De belastinggaarder. Hij kon de verschillende muntstukken op de tast van elkaar onderscheiden. In een kamer had hij een kast met laadjes, waarin hij het geld bewaarde, de verschillende munten in verschillende laadjes. De sleutel van die kamer had hij in zijn zak. Ik kwam nu en dan in die kamer om schoon te maken. Een keer per week kwam ik eieren voor hem rapen. Mijn moeder wou niet dat ik het deed, want als ik thuiskwam had ik kippenluizen. Dan moest ik andere kleren aantrekken en ze sloeg me er ook wel om. Maar mijn oom had altijd fruit en andere dingen. Ik ging er graag heen. De dag dat ze hem doodsloegen was het mijn moeder die vroeg of ik erheen wou gaan. Zij moest er eigenlijk heen, om bevruchte eieren te halen om onder een broedse kip van mijn grootvader te leggen. Maar mijn jongere broer had een navelbreuk en huilde de hele dag en mijn vader sliep altijd na het eten en wou niet dat mijn moeder wegging. Mijn moeder was bang dat ik de eieren zou breken, maar ik ging toch. Er was een grote bloedplek op het erf. Dat vond ik vreemd, want mijn oom's neven waren schapen aan het scheren - het was eind mei, het feest van San Mauro. Wie zou er dan geslacht hebben? Mijn oom was er niet. Ik deed de deur open en riep hem. Ik hoorde ooooh. Ze hadden hem met een bijl geslagen. Zijn voorhoofd was in tweeën. Ze hadden hem ook in zijn nek geslagen en de sleutel uit zijn zak gehaald. Het was op het erf gebeurd, om een uur of twaalf. Hij was zijn huis weer binnengegaan, naar de kamer waar het geld was. De sleutel had hij uit de deur gehaald en weer in zijn zak gestoken, maar het geld was al gestolen. Het was allemaal aan de bloedvlekken te zien. Er was bloed waar hij tegen de muur gesteund had en aan zijn broek en ook op de sleutel zat bloed. Daarna was hij in zijn bed gaan liggen. Met lappen probeerde hij het bloed te stelpen. Maria, ben jij het?, zei hij. Ik ben naar hem toegelopen, tot vlakbij. Maria, haal wat mensen, ik ga dood, zei hij. Toen ik bij de deur was riep hij me terug, maar ik durfde niet meer naar binnen te gaan. Ik liep naar huis. Dicht bij huis was een tabakswinkel. De winkelierster zag dat er iets aan de hand was. Ik had de eieren nog in mijn schort en mijn handen trilden. Ik zei dat Ziu Gianicu helemaal onder het bloed zat. Een man die buiten zat, een timmerman, rende meteen naar het huis van mijn oom. Mijn ouders en mijn tantes dachten dat hij misschien van de trap was gevallen en gingen kijken of ze iets voor hem konden doen. Maar toen ze aankwamen waren de carabinieri er al. Het eerste wat die deden was de werkplaats van die timmerman doorzoeken. En al zijn gereedschap. Het heeft tot drie uur 's nachts geduurd, voordat hij stierf. Er was een dokter gekomen, die had geconstateerd dat hij met een bijl was geslagen en niet van een trap gevallen. Mijn tante heeft nog aan hem gevraagd wie het gedaan had. Hij was wel blind, maar herkende mensen op het gehoor. 'Ben je alleen?', vroeg hij haar. Er waren carabinieri in de kamer. Ze zei ja, maar hij geloofde haar niet. En hij was er misschien ook te slecht aan toe om te antwoorden. Twee jaar later was er het proces in Oristano. Het werd meteen opgeschort, zodat de jury in Atzara kon gaan kijken of het mogelijk was vanuit een huis aan het plein op het erf van mijn oom te kijken. Want vanaf een balkon hadden mensen de moordenaar op het erf gezien. De vader van de moordenaar had twee vrouwen overreed om te zeggen dat ze een van zijn neven gezien hadden, met een bijl in zijn armen. Die neef werd gearresteerd en heeft anderhalf jaar gezeten. De moordenaar ging dezelfde middag naar het feest van San Mauro, met een van die twee vrouwen die tegen de neef getuigd hadden. De volgende dag ging hij terug naar huis. Hij was getrouwd en woonde in Sassari. Zijn kleine broertje en de meid vergezelden hem naar de Nieuwe Brug, waar toen de bushalte was. Terwijl ze op de bus wachtten zagen ze carabinieri uit Sorgono omlaag komen. Hij had het geld in een krant gerold en ergens onder zijn hemd gestopt. Toen hij de carabinieri zag gaf hij dat pak aan zijn broertje. De carabinieri fouilleerden hem en bleven bij hem staan tot de bus kwam. Op de terugweg overreedde de meid zijn broertje het pak te openen. Korte tijd later heeft ze een huis gekocht. Een van de vrouwen die tegen de neef getuigd had, werd een jaar later ziek en bekende aan de priester wat ze gedaan had. De priester zei dat de bekentenis als teken van berouw niet voldoende was. Het moest op schrift gesteld worden in bijzijn van een carabiniere. Dat is toen gebeurd. Die andere vrouw heeft toen ook haar getuigenis herroepen. Ze zei dat ze het zich niet meer herinnerde of ze een bijl gezien had of niet. Ik moest naar het proces, met vier andere getuigen. We gingen te voet. De eerste nacht sliepen we bij vrienden van de timmerman in Villanova. De tweede nacht bij vrienden van mijn vader in Oristano. De derde dag werden we een voor een in een grote zaal gelaten, waar de verdachte in een kooi zat. Maar ik moest zo huilen dat ik niets kon zien of zeggen. De priester zei: Maar waarom moet je zo huilen, er kan je niets gebeuren. De moordenaar werd na een jaar weer vrijgelaten. Die neef heeft langer gezeten dan hij.
| |